Enkele kenmerken van hoogbegaafde onderpresteerders:
Hoogbegaafde onderpresteerders:
- hebben een gebrek aan zelfvertrouwen
- zijn faalangstig
- zijn bang voor succes
- missen academische vaardigheden
- tonen geen volharding
- hebben moeilijkheden om doelgericht te werken
- hebben een negatief zelfbeeld
- hebben een enorme nood aan aandacht
- vermijden verantwoordelijkheid
- hebben vaak het gevoel waardeloos te zijn
- vermijden competitie
- hebben negatieve gedachtepatronen: ze achten zichzelf weinig intelligent
ondanks testresultaten en/of voelen zich incapabel om te kunnen slagen
ondanks hun hoge intelligentie.
Wanneer ontstaat doorgaans onderpresteren?
"De primaire factor voor onderpresteren bij hoogbegaafde
leerlingen
blijkt een gemis aan erkenning en ondersteuning van hun intellectuele potentieel
gedurende hun eerste schooljaren te zijn."
- Indien hoogintelligente kinderen van jongs af aan onvoldoende academische
uitdagingen aangeboden krijgen, vinden ze hun werk vaak te makkelijk,
geraken ze verveeld, ontwikkelen ze ontoereikende werkmethoden en hebben
ze vaak negatieve gevoelens naar de school toe.
Onderpresteren is een logische reactie op wat zij als niet lonend werk
ervaren.
- Dezelfde leerlingen die op school niet gemotiveerd geraken, tonen vaak
wel een hoge intrinsieke motivatie wanneer het over hun interessegebieden
buiten de school om gaat.
- Wanneer de inhoud van de leerstof echter wel gewaagd is aan het potentieel
en de mogelijkheden van het kind én voldoende uitdaging biedt,
komt het hoge motivatieniveau, dat van nature aanwezig is, ook op school
tot uiting.
Het gaat eerst vanzelf... en dan loopt het mis
- In hun vroege schooljaren slagen hoogbegaafde kinderen er door hun
intelligentie in om schoolwerk tot een goed einde te brengen zonder dat
ze daarbij ontdekken wat het woordje ‘werk’ werkelijk inhoudt.
- Geregeld komt het voor dat ze nagenoeg al het materiaal dat in de
eerste graad wordt aangeboden al onder de knie hebben nog voor ze naar
de lagere school gaan. Deze situatie zet zich voort gedurende hun jaren
op de basisschool, waardoor zij zich terecht én voortdurend vervelen
op school. Spijtig genoeg leren ze dat schoolwerk verwerken iets is dat
zonder moeite gebeurt en leren ze zichzelf geen leerstrategieën aan.
- Later, op het moment dat ze eindelijk geconfronteerd worden met uitdagende
leerstof, merken ze dat ze nooit geleerd hebben om te studeren of door
te zetten.
En... schuif-af met het zelfvertrouwen!
- Het is voor deze leerlingen moeilijk om zelfvertrouwen op te bouwen,
aangezien ze nooit geleerd hebben hoe het voelt om iets te bereiken door
er echt moeite voor te doen.
- Het is belangrijk dat kinderen al vroeg leren dat er een verband is
tussen de door hen geleverde inspanning en het resultaat dat ze daardoor
kunnen bekomen.
- De kennis van dit verband brengt een gevoel van interne controle met
zich mee en dit gevoel maakt het verschil tussen presterende leerlingen
en onderpresteerders.
- Het is pas door het accepteren en overwinnen van uitdagingen, dat men
zelfvertrouwen opbouwt.
- De mogelijkheid om zelfvertrouwen op te bouwen op leergebied werd onderpresteerders
ontzegt, aangezien ze nooit kennis gemaakt hebben met het verband tussen
proces en resultaat, tussen inspanning leveren en iets bereiken.
- Tevens leren ze gedurende hun schoolcarrière niet wat leren
ís; andere leerlingen leren dit daarentegen wel na verloop van
tijd, omdat ze noodgedwongen leren om zich in te zetten voor een leerdoel.
- Deze hoogbegaafde leerlingen leren ook niet wat het is om te moeten
wedijveren met anderen, wat een ander belangrijk proces is in het opbouwen
van studievaardigheden.
Onder de povere studiegewoonten, de zwakke vaardigheden, het gebrek aan
organisatie en de verdedigingstechnieken die ze zichzelf eigen gemaakt
hebben, zit een gevoel van gebrek aan zelfcontrole over hun studiesuccessen.
- Onderpresteerders geloven vaak niet dat ze hun doelen zouden kunnen
bereiken mits ze harder zouden werken, ook al geven ze meteen toe dat
gebrek aan inspanning de oorzaak is van hun probleem.
Gevolgen:
- Hoogbegaafde kinderen die dit meemaken geraken gevangen in de neerwaartse
spiraal van het onderpresteren. Hoe langer deze spiraal doorgaat, hoe
minder capabel ze zich voelen. Ze willen het wel beter doen, maar weten
niet hoe. Ze missen belangrijke leervaardigheden en soms hebben ze kennisgaten.
Hun faalangst vergroot. Ze geloven steeds minder in hun eigen doeltreffendheid.
Ze gaan zich hulpelozer en moedelozer voelen naarmate het gat tussen waar
ze zich bevinden en waar ze zich zouden moeten bevinden wijder wordt.
- Aanhoudend lage cijfers leiden ertoe dat ze steeds lagere verwachtingen
krijgen van zichzelf. Deze lage verwachtingen leiden op hun beurt weer
tot steeds minder presteren.
De druk om uit te blinken of te slagen resulteert enkel in een gedragspatroon
dat er, bewust of onbewust, op toegespitst is om het zwakke zelfbeeld,
dat bedreigt wordt door faalangst, te beschermen.
- De neerwaartse spiraal van het onderpresteren mondt uit in een staat
van passiviteit die het probleem doet voortduren.
- Onderpresteren voedt zichzelf en blijft groeien tot iets of iemand
toevallig of doelgericht tussenkomt en er voor zorgt dat de spiraal weer
omhoog kan gaan.
- Het is van belang dat leerkrachten en ouders, die er aan werken om
het onderpresteren van hun leerling en kind om te keren, zich realiseren
dat er geen korte termijnoplossing voor onderpresteren bestaat.
Kan je dan wel iets doen?
De meest efficiënte benadering om leerlingen te helpen om meer
gemotiveerd te geraken en te streven naar goede schoolresultaten, is die
waarin men de leerlingen eerst en vooral uitlegt hoe deze motivationele
dynamiek werkt en onderpresteren veroorzaakt. Daarna kan er in team met
de leerling, leerkrachten en ouders een geschikte aanpak van het leerprobleem
besproken worden.
Verder lezen op het web? zie onze link pagina over onderpresteren
|