Frustratie op school
In de verhaaltjes over Hugo op de vorige pagina’s, kwam duidelijk
naar voor dat Hugo dagelijks met een portie frustratie te maken krijgt.
Hij brengt zeven à acht uur per dag door in de klas, waarvan hij
zich het grootste deel van de tijd verveelt. Hij heeft leerPLICHT, en
dat weten we maar al te goed. Maar wie staat er ooit stil bij het feit
dat Hugo ook leerRECHT heeft? Wat hij in de klas moet leren, weet hij
allemaal al, want nieuwsgierig zijn is zijn hobby. Dus hij zoekt al heel
veel zelf uit.
De oplossing lijkt vanzelfsprekend: Hugo moet in de klas dingen te leren
krijgen die hij nog niet weet, en taken krijgen die hem kunnen boeien.
Leerkrachten zijn geen supermensen. Ze hebben net als iedereen een gezin
dat recht heeft op hun aandacht. Ze hebben net als iedereen recht op vrije
tijd. Een hoogbegaafde iets bijbrengen waar je misschien zelf weinig van
begrijpt en waarvan je weet dat hij binnen de kortste keren vragen zal
stellen die je niet kan beantwoorden, is zeker ook geen makkelijke opdracht.
En leerkrachten hebben niet alleen dat hoogbegaafde kind in de klas waar
iets extra’s voor moet gedaan worden. Een hoogbegaafde heeft absoluut
niet het alleenrecht op aangepast onderwijs. Maar toch… het betekent
ook niet dat de hoogbegaafde uit de boot moet vallen. We hebben getuigenissen
gehoord van ouders wiens hoogbegaafde kind zwaar gefrustreerd was door
de gang van zaken op school, met symptomen als woedeaanvallen, terug beginnen
bedwateren, elke ochtend buikpijn, enz…. Nadat besloten werd het
kind een kwartiertje per dag uitbreiding te geven, verdwenen alle symptomen
nagenoeg meteen. Dit toont aan dat minieme inspanningen vaak al een zeer
bevredigend resultaat geven.
Frustraties om zichzelf
Een probleem waar vooral motorisch nog niet volledig ontwikkelde kinderen
mee te maken hebben, is de frustratie om de eigen onkunde. Het hoofd wil
wel, maar het lichaam wil nog niet mee. Het hoofd weet perfect hoe je
zonder hulpwieltjes moet fietsen, maar het lichaam werkt niet mee. Of
een hoogbegaafde peuter weet perfect dat je een hoge toren kan bouwen
door blokken op elkaar te stapelen, maar de handjes krijgen de blokken
niet netjes op elkaar. Even laten vliegen alle blokken door de kamer.
De kleuter wil een auto tekenen en wordt plots zeer boos of verdrietig
omdat hetgeen hij op zijn tekenblad ziet staan, niet in de verste verten
op een auto lijkt.
Moeilijk op te vangen frustraties
Frustraties die moeilijker op te vangen zijn, kunnen bijvoorbeeld zijn:
de oppervlakkigheid van de omgeving, of het niet begrepen worden door
de omgeving. Het zijn vaak frustraties om anderen, waarbij je anderen
nodig hebt om ze op te vangen.
Een veel gebruikt voorbeeld – en waarom zouden wij het dan ook niet
gebruiken… - is dat van de peuter die in de peutertuin een geel
blokje aan een andere peuter vraagt. Die andere peuter heeft geen flauw
benul van wat geel betekent en geeft een rood blokje aan, want hij weet
al wel wat een blokje is. Maar de peuter die heel bewust om een GEEL blokje
vroeg, gooit in een vlaag van woede dat rode blokje naar het hoofd van
die andere peuter. Er is maar weinig tegen te doen. Gelukkig herinneren
we ons maar weinig van onze eerste 2 levensjaren, en zullen er zelden
brokken gemaakt worden door dit voorval (tenzij het blokje wat ongelukkig
tegen het hoofd van die andere peuter terechtkwam, maar dat is een ander
verhaal). Zodra de peuter iets ouder geworden is, wordt het echter wel
belangrijk dat hij begrepen wordt, zodat hij bij het opgroeien niet geïsoleerd
raakt.
Is de omgeving bewúst oppervlakkig? Neen, natuurlijk niet, maar
vaak komt het zo over bij een hoogbegaafd kind, omdat de omgeving grotendeels
bestaat uit leeftijdsgenoten die in hun denken nog niet zo ver gerijpt
zijn en helemaal niet bezig zijn met waar de hoogbegaafde op dat ogenblik
van wakker ligt. Dat geeft een vals beeld van oppervlakkigheid.
De oplossing lijkt eenvoudig: zorg ervoor dat het kind in contact kan
komen met oudere kinderen die verstandelijk minstens de gelijken zijn
van het kind. Maar dat in de praktijk brengen, blijkt niet altijd zo eenvoudig
te zijn.
Volwassenen hebben immers de onhebbelijke gewoonte om alle activiteiten
voor kinderen in te delen in leeftijdsgebonden groepen. Het schoolsysteem
is op basis van het geboortejaar, sporten in clubverband gaat vaak op
basis van de leeftijd, boeken in de bibliotheek uitlenen kan problematisch
zijn als je niet de juiste leeftijd hebt, films huren in de videotheek
evenzeer, enz… Altijd opnieuw moeten de kinderen met hun leeftijdsgenoten
optrekken of moeten ze zich houden aan materiaal dat zogezegd voor hun
leeftijd geschikt is. Soms is dat nuttig en zelfs nodig, maar in evenveel
gevallen is dat zinloos. Hoogbegaafde kinderen kunnen er veel baat bij
hebben als ze kunnen omgaan met iets oudere kinderen, omdat net die kinderen
op intellectueel vlak hun gelijken zijn. Hoogbegaafde kinderen hoeven
daarom nog niet heel de tijd met oudere kinderen om te gaan. Denken we
bijvoorbeeld aan een kind dat op school een jaar versneld is, maar buiten
de school sport beoefent met leeftijdsgenoten, en thuis speelt met zijn
twee jaar jongere broer. Maar soms eens het gevoel hebben begrepen te
worden, of soms eens iets dieper op iets kunnen ingaan, kan heel wat frustraties
weghalen.
Lezen op het web
www.iequ.nl/?nieuws&newsid=3
www.hbkopzoek.be/getuigenis.shtml
www.jufelisabeth.nl/wat_is_hoogbegaafdheid.html
|