Inleiding
Als ouders van en hoogbegaafd kind, zeker als je zelf ook HB bent, herken
je soms wel de onvrede van je kind met het werk dat het voor school te
doen heeft. Je herkent misschien zelfs dat onvermogen om te "doen
wat wordt verwacht".
Maar je wilt je kind ook héél graag helpen zich aan te
passen, of toch tenminste te "doen wat moet", zodat het een beetje
minder dan jij met zijn gezicht tegen de muur zal lopen, of gewoon omdat
je vindt dat het toch moet leren omgaan met routinetaken, of misschien
wel omdat je er niet verder bij stilstaat... je bent opvoeder en doet je
ding...
Je hebt vele (of net geen) redenen om je kind aan te moedigen om "te
doen wat moet".
Maar dan komt die twijfel ineens opzetten... Geef je jouw kind zo geen
extra ballast mee zo? Zou het net door jouw verwachtingen misschien wel
extra onder druk komen te staan? Ben jij niet een stuk van het "probleem"
van je kind?
Anderzijds: als hij nu leert omgaan met routine, zal het dan later niet
veel makkelijker gaan?
Twijfels...
Een vader van HB kinderen, die deze vertaling nalas, formuleert het zo:
"Het is toch moeilijk om te weten wat je als ouder moet doen
wanneer je ziet dat "het" misloopt, vind je niet ? Een logische
reactie is te trachten je kind te helpen, ervoor te zorgen dat "het"
opgelost geraakt. Maar maak je "het" niet erger met je handelingen
? Teksten als deze hebben het voordeel dat je alles
eens terug van een andere kant bekijkt, maar ook het nadeel dat je begint
te twijfelen of je wel goed bezig bent, zeker voor onzekere ouders :-)
Hoe ver ga je in je poging "het" op te lossen ? Het verschil
tussen "berusten in" en "aanvaarden van" bepaalde eigenschappen
van je kind ziet er misschien voor de buitenwereld hetzelfde uit, maar
maakt een wereld van verschil voor jezelf en je kind. Wanneer besluit je
echter "te aanvaarden" in plaats van het te willen oplossen,
of is dat net de oplossing ?"
Het is zeker niet onze bedoeling met deze tekst een richting aan te geven,
dat doet Josh Shaine ook niet trouwens. Elke situatie van onderpresteren,
elk kind, is verschillend. Eens men in een spiraal van onderpresteren zit,
blijkt het vaak een heel moeilijk te doorbreken proces. Maar vaak blijken
kinderen er dan toch uit te komen, met veel begrip en stapje voor stapje.
De tekst van Josh Shaine helpt ons te begrijpen welke pijn er soms onder
de buitenkant van onverschilligheid huist, bij een onderpresteerder. In
die zin kan hij ons begrip en invoelen misschien verhogen, zodat we op
een andere, minder beschuldigende, manier leren omgaan met kinderen die
niet tonen wat ze kunnen.
Lees ook onze onderpresteren
pagina's...
|
Onderpresteren
van binnenuit bekeken
Door Josh
Shaine
- een vrije vertaling met toestemming van de auteur, YW, maart 2006-
Het verwijt, en de teleurstelling die jij bent...
Wat je als onderpresteerder misschien wel het hardste raakt, is de beschuldiging,
door je ouders (en later verwijt je het jezelf), dat je “het”
eigenlijk expres doet. Ouders, lesgevers, coaches, en zelfs je eigen broers
en zussen, drukken hun frustratie omwille van jou zo uit: “als je
alleen maar even je huiswerk zou maken, je zo veel gelukkiger zijn!”.
Het idee dat je iemand bent die zijn ouders op deze wijze zou willen pijn
doen, verlamt je. Hoe kan je zo stout zijn, zo weinig rekening houden met
anderen, zo doorslecht?
Je neemt jezelf voor om te veranderen. Dit jaar, deze maand, deze week
zelfs al. In déze klas zal het anders zijn!
En vervolgens herval je in je falen. Je slaagt er niet in je verplichtingen
na te komen. Je liegt over wat je hebt voltooid en wat niet. Je keert terug
naar het land van de goede voornemens én het falen te doen wat er
van je wordt verwacht
Steeds opnieuw stel je iedereen rond je teleur.
De "oplossingen"
Elke keer proberen zij een nieuwe benadering om “het” te
fixen, elke keer hebben ze hoop. “Zij”, dat kunnen de leraars
zijn, de begeleiders, de psychologen, of je eigen ouders. De nieuwe benadering
kan van alles zijn: van een studiecoach, een nieuw leerboek, een te ondertekenen
huiswerk, tot zelfs je huiswerk maken in de keuken onder het toeziend oog
van je ouders. Misschien teken je wel een contract. Of heb je wel aan bepaalde
privileges zoals tv kijken moeten verzaken. Wie weet hangt er een blad
aan de muur met gouden, zilveren, bronzen, rode en blauwe sterren naast
je naam. Of zonder sterren. Er staat misschien wel al een kookwekker op
je bank in de klas, “om je te helpen je werk tijdig klaar te hebben”.
"Het"
“Het?” “Het” kan allerlei inhoud hebben. Niet
zoveel inhouden als er mensen zijn, eerder meer dan één mening
per persoon. “Het” kan iets heel raars zijn.
Soms betekent “het” enkel maar je onderpresteren, je falen
om het werk dat van je verwacht wordt te produceren.
Soms is “Het” de onmogelijkheid die je ervaart om jezelf in
de groep in te passen. In elkaar geslagen worden (of, zoals zij het noemen:
“vechten”).
Soms is “het” jouw tegendraadsheid: je “bewuste ongehoorzaamheid
en jouw weigering om toe te geven dat je het werk wel zou kunnen doen als
je het maar genoeg zou willen”. Meestal lijkt “het” vooral
je overtuiging dat wat zij belangrijk vinden vooral belangrijk is voor
hén, en niet in jouw belang.
“Natuurlijk is het belangrijk dit te doen. Het zal je van nut zijn
later, om je werk te kunnen doen” “Iedereen doet het, jij moet
het ook doen” “Waarom zouden wij je belonen omdat je je werk
niet doet?”
“Als je het maar hard genoeg zou willen, zou je het wel kunnen”
En het is waar. Je wéét dat het waar is. Je moeder zou zulke
dingen niet zeggen als het gelogen was, en leraars vertellen altijd de
waarheid.
Mislukkeling, tegendraads kind
Je bent een mislukkeling. Je zal nooit in iets slagen in je leven.
Je bent verdoemd, en je weet het. Alles wat ze zeggen bevestigt dit.
“Doen wat je moet doen”, daarvan gaan mensen je graag zien
en jou waardevol vinden. Ze houden niet van je, en eigenlijk hou jij ook
niet van jezelf. En zelfs als ze nu nog van je houden, dan weet je nu al
dat dit niet zal blijven duren, tenzij je gedrag verandert. En je kan je
gedrag niet veranderen, want je hebt het geprobeerd en gefaald, en opnieuw
geprobeerd en opnieuw gefaald, en...
Het begon al in de eerste klas. Om de één of andere reden
(die je al lang vergeten bent) deed je in de klas niet wat de leerkracht
zei. Eigenlijk moest je van de leerkracht een heleboel dingen doen, maar
je deed het niet.
Zoals “zit stil en let op”. Je kon niet stil zitten en opletten.
Je probeerde dat te zeggen aan die leerkracht, maar alles wat ze kon opbrengen
was nog eens extra benadrukken dat je het kon en dat je het zou doen, willen
of niet.
Maar er waren allerlei dingen buiten aan de gang: vogels die rondvlogen,
de waaiende wind, en nog een heleboel andere interessante dingen. Je kleren
jeukten trouwens, en het was ofwel te heet ofwel te koud of beide.
En kijk eens wat je allemaal voor coole dingen kunt doen met je potlood.
Tik, tik, tik, steeds sneller, op je bank.
Paf!” Het potlood is verdwenen uit je hand en verschijnt in dat van
de leerkracht. “Ik hab je gezegd dat niet te doen!” schreeuwt
ze. “Wat doen?” vraag je onschuldig. “Je weet perfect
wat ik bedoel, jongeman!” Maar je was eigenlijk niet aan het opletten,
en je weet eigenlijk niet zeker wat je overtreding deze keer weer geweest
is.
Je kan het wel!
Gek genoeg heeft niemand je beschuldigd dat je de leerstof niet kent.
Niemand zegt dat je niet kan overgaan omdat je het zo slecht deed op school.
Niemand suggereert dat je niet leert.
Ze hebben je ook geen schouderklopje gegeven omdat je in staat bent zo
veel te leren zonder er veel voor te werken. Ze hebben je ook geen extra
werk gegeven, of moeilijker werk of zo.
Iedereen probeert je uit te leggen waarom het zo belangrijk is voor jou
om je werk te maken, zelfs al is dat werk zelf voor jou van geen enkel
nut. Diep in jezelf wéét je dat het tijdsverlies is, dat
werk. Maar je kan het niet uitleggen waarom.
En je kunt jezelf er niet toe brengen het te maken. Het doet pijn, net
zo erg als het pijn doet de mensen die je graag ziet, die je respecteert
en die je echt alles zou geven wat je hebt, teleur te stellen.
Drie soorten dagen
Op sommige schooldagen heb je problemen op school omdat je je huiswerk
niet hebt gemaakt. Op andere dagen zijn er geen problemen, omdat er geen
huiswerk te maken was.
Je wordt ’s morgens meestal wakker met een knoop in je maag. Soms
is dat omwille van het vooruitzicht van de publieke vernedering omdat je
weer eens je werk niet hebt gemaakt. Soms is het een vagere, meer algemene
dreiging die boven je hoofd lijkt te hangen: er zal wel weer iets zijn
dat je bent vergeten, één of andere opdracht die er het ene
oor in ging, waarna ze meteen het andere is uitgeglipt.
En natuurlijk moest die opdracht vandaag binnengeleverd worden.
Er bestaat ook een derde soort dag. Hij komt niet zo veel voor als de andere
twee. Veel kinderen lijken bang van dagen met testen en ondervragingen.
Meestal zijn dat jouw beste dagen. Niet dat je hebt gestudeerd of zo, maar
de leerkracht zal toch niets vragen dat je niet vorig jaar al wist (natuurlijk
verwoord je dat zo niet voor jezelf, maar zo is het wel).
Eigenlijk is er gewoon die zekerheid binnen in je, dat je elke test die
ze naar je toe gooien, met gemak zult verteren.
Testdagen zijn het omgekeerde van gewone dagen.
Leugentjes om bestwil
Als je ouders vragen of je je huiswerk gemaakt hebt, vertel je dat het
in orde is. Waarom? Wel, dat kan je eigenlijk heel moeilijk uitleggen...
Je weet gewoon dat ze liever horen dat je huiswerk klaar is, dan dat je
het niet hebt gemaakt. Je wilt ze gelukkig maken. En zelfs al heb je het
nog niet gemaakt, heb je allicht nog wat tijd over voor je het moet afgeven,
en je wilt het écht, écht waar maken straks, dus zal het
wel in orde komen. Trouwens, als je hen zegt dat je dat werk niet hebt
gemaakt, zullen ze je dwingen het te maken, of dat tenminste proberen,
en dat doet pijn.
Eigenlijk komt die pijn niet van de wijze waarop ze je behandelen. Ze komt
van binnenuit. Telkens je jezelf probeert ertoe te brengen iets te doen
tegen je eigen aanvoelen in, voelt het gewoon helemaal verkeerd aan, en
dat probeer je tevergeefs uit te leggen. Je begrijpt dat werk heus wel
perfect, maar je kan het gewoon niet opbrengen het te maken.
Vervolgens geraak je verwikkeld in een gesprek over waarom je het niet
hebt gemaakt. Eigenlijk is het geen echt gesprek. Ze vragen en eisen en
smeken en jij slaagt er niet in ooit de juiste woorden te vinden.
Ze worden boos op je. Ze voelen zich gekwetst en verraden door jou, en
een fikse ruzie (die niets oplost) volgt.
Later hoor je ze ruzie maken over hoe ze je “probleem” gaan
aanpakken. “Waarom doet hij het?” “Dat heeft geen belang.
We moeten hem er gewoon toe brengen zijn werk te doen!”. “Je
luistert niet naar me!”.
Je hoort hen praten en roepen. Dat ze naar elkaar roepen doet jou nog erger
pijn dan dat ze naar jou roepen. Je voelt jezelf hulpeloos, en je zou willen
dat je ergens anders was, om het even waar, of misschien was je beter maar
dood.
Moeilijke vragen en antwoorden
Rond Kerstmis vragen ze of dit trimester je punten beter zullen zijn.
Wat moet je daarop antwoorden? Als je zegt “neen mam, eigenlijk zullen
ze zowat hetzelfde zijn als altijd”, wat zal ze dan zeggen? “Oké,
ik vroeg het me alleen maar af. Nu kunnen we allemaal gerust vertrekken
voor een leuke vakantie samen”?
Het lijkt niet erg waarschijnlijk.
Natuurlijk is er geen haar op je hoofd dat er aan denkt zo te antwoorden.
Dat zou absurd zijn. Je verzekert hen (maar eigenlijk vooral haar) dat
je punten beter zullen zijn deze keer. En je hoopt echt dat het zo zal
zijn, en vreest nu al het moment in de vakantie dat de punten toekomen.
Intussen heb je nog even een goede tijd, want je lijst van dingen die je
nog niet klaar hebt, wordt niet langer. Je bent niet dadelijk in paniek
natuurlijk.
In het begin is er alleen dat beetje kriebel in je buik. Naarmate de week
vordert, is er de knoop in je maag die stilaan vaster wordt Elke keer als
je moeder je roept ben je er zeker van dat ze te weten is gekomen welke
je punten zijn. Elke keer dat de telefoon gaat ben je er zeker van dat
je vader thuis was en de post heeft nagekeken. Wat gaat er gebeuren als
ze het deze keer weten?
Het is toch wel vreemd. Net zoals jij heel erg wilt geloven dat het de
volgende keer beter zal gaan, willen zij dat ook. Elk verhaal dat je opdist
willen ze ook echt geloven.
Je moeder gooide je eens voor de voeten “Ik vertelde aan mijn vrienden
en collega’s wat je mij vertelde, dat je de pagina had omgeslagen
en dat alles anders zou zijn. En wat doe je? Mij belachelijk maken! Was
het dat wat je wilde? Ben je nu fier op jezelf?”
Therapie?
Elke raadgever, elke therapeut en psycholoog die je ontmoet, praat met
je. Ze proberen uit te vinden wat er omgaat in je brein. Ze redeneren met
je, proberen je uit te leggen hoe belangrijk het is je werk te maken.
“Het zal je gelukkig maken, je ouders gelukkig maken, je leraars
gelukkig maken, je een mooie toekomst garanderen. Probeer je eens in te
denken hoeveel beter alles zou zijn als je nu maar eens gewoon je werk
zou doen”. Elk van hen verzekert je ouders dat er een doorbraak bereikt
is.
Ze leggen het hen uit: “Hij begrijpt het nu, hij zal het nooit meer
doen”.
Falen
Je ouders zijn opnieuw voorbereid op falen, en jij ook.
Er is niets veranderd. Niets dan meer tijdverlies en meer zekerheid dat
je nooit zult slagen en dat je niet in staat bent te doen wat ze je willen
laten doen. Je denkt: “Misschien ben ik niet echt slim”. Je
denkt “Ze zouden het beter hebben als ik dood was”. Je trekt
jezelf de haren uit. Je zweert op alles wat je lief is. Je bidt God, niet
omdat je nog in hem gelooft, als je dat al ooit deed, want dat heeft toch
nog nooit geholpen. Misschien straft God je wel, omdat je niet gelooft.
"Normaal?"
Je gaat naar een therapeut omdat je ouders weten dat je niet goed in
je vel zit omdat je een buitenbeentje bent.
Je bent een buitenbeentje omdat je niet normaal bent. Als de therapeut
je dus kan helpen “normaal” te worden, komt alles wel goed.
Op één detail na. Je bent niet normaal. Er is iets mis met
je. Je leraars weten het. Je ouders weten het. Je broer en zus weten het.
Alle andere kinderen weten het – en ze zorgen er wel voor dat jij
het ook niet vergeet. Hoeveel therapeuten moet je aflopen voor ze weten
dat je “ongeneesbaar” bent? Je bent misschien niet zo slim
als iedereen wel denkt, maar je bent niet dom.
De privéschool
Op een privéschool zal het anders zijn. Kleinere klassen. Meer
stimulerende lessen. Het zal beter zijn. Verschillende leerkrachten voor
elk vak. En eigenlijk is het ook anders. Niet noodzakelijk beter, maar
wel anders. Het plagen wordt soms iets meer fysiek. De kleine klassen maken
de vernedering nog persoonlijker. Maar er is een vak waarin het beter gaat.
De leraar wiskunde steekt minder energie in “heb jij je huiswerk
gemaakt?” dan in “versta je de leerstof?”. Je houdt van
wiskunde – eigenlijk heb je altijd van wiskunde gehouden. Dat maakt
het des te beter. Je krijgt hoge punten. Niet voor de andere vakken, maar
voor dit vak wel.... Natuurlijk wordt deze leraar tijdens de vakantie ontslagen.
Het ergste – of het beste?- gebeurt. Eigenlijk is dat achteraf moeilijk
in te schatten...
De wiskunde leraar zegt tegen jou en enkele andere leerlingen: “Wat
jullie nodig hebben, is een school met de mogelijkheid om via de computer
doorgedreven kennis in wiskunde te verwerven. Ze zorgt dat je in een goede
school terecht komt (zelfs ondanks jouw punten!) en krijgt terstond haar
ontslag.
Maar jij bent weg naar een andere school. Niemand kent je daar. Ze hebben
geen verwachtingen over je gedrag, je mogelijkheden, of wat dan ook.
Ze plaatsen je twee jaren hoger voor wiskunde. En een jaar vooruit in wetenschappen.
Je wordt uitgedaagd. En je ploetert.
Sommige dingen zijn echt ten goede veranderd. Je wordt minder geplaagd
dan vroeger, andere kinderen worden meer geplaagd.
Je valt nog steeds op maar niet meer zo veel (in de eerste week zegt er
iemand in de gang “als je de slimste van je jaar wilt zijn moet je
Matthew en Peter kloppen”. Maar je hebt geen idee wat jij had gezegd
om deze reactie uit te lokken). Eigenlijk ben je meestal gelukkig –
er zijn zelfs mensen die je beschouwt als vrienden. Je mag met hen rondhangen
en je vindt ze tof. (het zijn ouderejaars – met sommigen zit je in
de klas)
Je bent niet thuis en dat betekent dat je minder discussies hebt met je
ouders. Lezen tot je in slaap valt is toegestaan.
Er zijn evenwel enkele kleine problemen...
Je bent nog steed niet in staat huiswerk te maken. En dat is belangrijk
omdat je nu eindelijk in een situatie bent beland waarin werken van belang
is om bij te blijven. Maar je weet niet hoe je met iets moeilijks moet
omgaan. Je weet niet hoe hulp vragen. Je weet niet hoe je eerlijk met jezelf
kunt zijn daarover, laat staan dat je er met iemand anders over kunt praten.
Het is makkelijker gewoon mee met de stroom te drijven tot alles weer misloopt.
Er is immers toch niets wat je kan doen om het goed te maken.
Het duurt deze keer langer voor het misloopt. Je bent verwonderd dat ze
je een tweede jaar terug willen. Nog maar eens een nieuwe deskundige met
nog maar eens een nieuw plan is er van overtuigd dat je te redden valt.
Je volgt zomerklassen in een andere school. Het is wel leuk dat er maar
twee klassen zijn. In ééntje ervan (Algebra II) help je les
te geven.
In de herfst krijg je een coach – maar tegen dan ben je teruggeplaatst
in de klassen van je eigen leeftijd. Dus als de coach je vraagt of je hulp
nodig hebt om iets te leren, is je (gedeeltelijk) eerlijk antwoord neen.
Je slaagt er nog steeds niet in je huiswerk te maken, maar je bent terug
op een niveau waarbij je kunt leren zonder huiswerk te maken of je zorgen
te maken over testen.
De coach is er het hart van in. “Als je maar...” begint ze.
“Je bent zo slim...” zegt ze wanhopig.
Maar jij weet dat je nooit écht zo slim was. Je hebt dat nu wel
stilaan aan iedereen bewezen. Dus zodra de school beslist dat je er niet
thuis hoort, in november, ben je wel verwonderd maar het falen weegt minder
zwaar dan het had kunnen geweest zijn. Het is immers alleen maar de bevestiging
van wat je altijd al in je binnenste hebt geweten. Je hoorde daar niet
thuis.
Heeft de rest nog belang? Je ouders zijn bezorgd, vragen zich af of je
ooit wel op je eigen benen zult kunnen staan. Ze leggen keer op keer uit
hoe belangrijk het is in een goede universiteit binnen te geraken. En je
kost goed te verdienen. En betrouwbaar te zijn en... aangepast.
En jij? Jij weet dat het hopeloos is. Dat belet je niet telkens weer hoop
te hebben. Dat belet je ouders niet telkens weer hoop te hebben.
En nu verder...
Eerste jaar op de universiteit. Tweede jaar (opnieuw een eerste jaar)
in een andere universiteit. Gebuisd voor Inleiding in de Sociologie en
Science Fiction. Huiswerk niet gemaakt.
....
Wat betekent dit allemaal voor je leven als volwassene? Ben je niet verdoemd?
Kan je het beter opgeven? Geen diploma, geen discipline, geen vaardigheden
die het waard zijn om op je cv te zetten?
Potentieel – een beetje vergelijkbaar met koude fusie: een energiebron
die er geweldig uitziet, maar die je niet echt kunt aanspreken.
25 jaar later...Laat je hoofd niet hangen!
25 jaar na dat tweede jaar op de universiteit, wil ik wel enkele van
je vragen beantwoorden: Ik zou even willen reageren op de gevoelens die
je hebt verwoord. Ik wil je graag op je gemak stellen.
Dit gedrag, deels aangeleerd en deels vanuit jezelf komende, zal een stuk
van je leven blijven. Lange termijn doelstellingen zullen altijd moeilijker
voor je blijken te zijn dan je wel zou willen. En er zullen véél
van zulke deadlines zijn, van buitenaf opgelegd of omdat je ze zelf maakt.
Anderzijds zijn er veel jobs waarbij het belangrijk is gewoon “de
job te doen”. Eerder dan “heb je de tussentijdse doelen bereikt”
is de vraag “is het werk gedaan” belangrijk.
Er bestaan werkgevers die willen weten wat je vandaag kunt realiseren,
eerder dan wat je in de volgende twee maanden kunt presteren. Je zal niet
gevraagd worden naar avondlijk huiswerk of zo, maar naar dingen die voor
jou en andere mensen belangrijk zijn. Echte producten voor een echt publiek.
Je zult vaardigheden leren die je helpen deadlines te halen. Er zijn manieren
om te leren om te gaan met de verschillen die sommige types van taken moeilijk
maken.
Er bestaan jobs waarin jouw manier van werken meer waard is dan traditionele
academische strategieën.
Wanhoop niet. De verhalen die je zijn verteld over het belang van naar
de universiteit gaan hebben hun waarde. Maar er is méér dan
dat. 50% van alle belangrijke Amerikanen waren succesvolle leerlingen.
Wat zegt dat je over de andere 50%?
Jouw ideeën zijn waardevol. Jouw gevoelens zijn van belang. Het begrip
“normaal” is overgewaardeerd en wordt verkeerd ingevuld. Je
bent méér dan de simpele optelling van je studieresultaten.
Men kan je niet verwijten dat je niet op die scholen paste. Je bent niet
verantwoordelijk voor het leren van de lesjes die de scholen je met veel
moeite leerden: dat je niet voldoet en dat je een mislukkeling bent.
Je bent vandaag geen slecht mens, net zoals je vroeger al geen slecht mens
was. Je hebt nooit gewild anderen pijn te doen omdat je niet presteerde
op hun werk
Geef niet op.
Leef. |